Geld voor mbo-scholen met dalend leerlingenaantal

Om het mbo-onderwijs in regio’s met een dalend aantal studenten toegankelijk en van goede kwaliteit te houden, trekt het kabinet 67 miljoen euro uit. Het geld gaat naar vijf regio’s: Friesland, Groningen & Drenthe, Twente & Achterhoek, Zeeland en Noord-Holland Noord. Mbo-scholen in deze gebieden kunnen daarmee hun opleidingen versterken en dichtbij huis beschikbaar houden.

De aanleiding is de verwachte daling van het aantal mbo-studenten: van ruim 508.000 in 2020 naar 449.000 in 2038. Vooral buiten de Randstad brengt dit risico’s met zich mee voor de bereikbaarheid en kwaliteit van het onderwijs. Het kabinet wil voorkomen dat jongeren ver moeten reizen of zelfs uitwijken naar andere provincies om een opleiding te kunnen volgen.

Samenwerken in plaats van concurreren
De regio’s zetten het geld in voor uiteenlopende plannen. Zo worden in Zeeland zogenoemde regiohubs opgezet en wordt in Friesland ingezet op versterking van niveau 1- en 2-opleidingen. In Groningen en Drenthe werken scholen aan één gezamenlijk opleidingsaanbod. Minister Bruins spreekt van een positieve ontwikkeling: “Ik ben blij te zien dat mbo-scholen steeds vaker de handen ineenslaan om samen het aanbod in hun regio veilig te stellen. De omslag van concurrentie naar samenwerking is hier duidelijk zichtbaar. Deze plannen zijn een belangrijke stap naar toekomstbestendig mbo-onderwijs.”

Ook Limburg en Rivierenland in beeld
Naast de vijf goedgekeurde regioplannen is er nog eens 23 miljoen euro gereserveerd voor Limburg en Rivierenland. Deze regio’s hebben tot 1 september de tijd om hun plannen verder uit te werken. In totaal investeert het kabinet hiermee 90 miljoen euro in het behoud van goede mbo-voorzieningen in heel Nederland – een investering in onderwijs, leefbaarheid én brede welvaart.